Blogs

Melkchocolade

Paasverhaal met een boodschap voor (jonge) kinderen

‘Mama, mama!’ Laura stormt enthousiast de keuken binnen. ‘Weet u, ik… wij…’ Ze hijgt van het harde lopen. Moeder is bij het aanrecht bezig en ze kijkt Laura glimlachend aan. ‘Jij hebt hard gerend, volgens mij. Ga maar alvast in de tuin zitten, dan schenk ik even wat drinken in. Ik kom zo bij je zitten.’ Laura ploft in een tuinstoel op het gras. Het voorjaarszonnetje schijnt op de paarse en gele krokusjes in de tuin, maar Laura heeft er geen oog voor. Ze wipt opgewonden op haar stoel heen en weer. Waar blijft mama nu? Juist nu ze haar zo’n leuk nieuwtje te vertellen heeft. De meester had het zelf verteld. Hij had met twinkelende ogen de klas van groep zes rondgekeken. ‘Wie van jullie weet’, had hij vrolijk gezegd, ‘wat voor dag het is over twee weken?’ Dat wisten ze natuurlijk allemaal. Laura ook. De meester had instemmend geknikt, zijn krullen wipten op en neer. ‘Dat klopt, over twee weken is het Goede Vrijdag. En, weten jullie, dan…’          

‘Kijk eens!’ Mama komt de tuin binnen met een dienblad. Ze gaat tegenover Laura op een tuinstoel zitten en gooit haar wat toe. ‘Melkchocolade, toch?’ Laura vangt de paaseitjes handig op. ‘Lekker!’ Mama roert met een lepeltje de suiker door haar thee. ‘Vertel nu maar waarom je zo hard naar huis toe bent gerend.’ Laura’s ogen beginnen te glinsteren. ‘Weet u, mama, over twee weken is het Goede Vrijdag. Dat is de vrijdag voor Pasen, en de meester heeft verteld dat de Oranjevereniging van het dorp dan iets leuks organiseert. Er komt een paashaas, die in het dorp paaseitjes gaat verstoppen!’ Ze houdt het lege papiertje van haar paaseitje in de lucht en lacht even. ‘Geen echte paashaas natuurlijk, maar een verklede meneer. En wij mogen ze ’s middags gaan zoeken!’ Mama kijkt haar verrast aan. ‘Hé, dat is leuk! Wat leuk dat de dorpsvereniging zoiets regelt. Mag ik ook meedoen?’ Laura schudt lachend haar hoofd. ‘Het is alleen voor kinderen, voor alle kinderen uit het dorp. Maar u krijgt wel een paaseitje van mij, hoor!’ Laura praat vrolijk verder. In haar gedachten is het al Goede Vrijdag. Wie zou zich eigenlijk als paashaas verkleden? Misschien de meester wel. En wie zou de meeste paaseitjes vinden? Ze hoopt dat de paashaas niet zou vergeten om paaseitjes van melkchocolade te kopen. Die zijn het lekkerst. Ze stopt haar paaseitje in haar mond en verfrommelt het papiertje. Nog twee weken wachten… Ze heeft er zo’n zin in!

Het is twee weken later. Laura loopt zenuwachtig naar het raam. Waar blijft Milan toch? Haar buurjongetje had beloofd dat hij haar op tijd op zou halen. Maar de straat is nog leeg, op een enkele auto na. Laura loopt weer terug naar de tafel, waarop haar rieten mandje klaarstaat. Dat heeft ze vorige week met mama gekocht. Met de felgele strik om het hengsel past het goed bij de haarband in haar krullen, en natuurlijk bij Pasen. Hopelijk zit het mandje helemaal vol als ze terugkomt.

‘Tri-i-ing.’ Het geluid van de deurbel klinkt schel en lang door de kamer. Dat kan maar één iemand zijn. Laura grist haar mandje van de tafel en vliegt naar de deur. ‘Dag mam!’ roept ze hard en dan trekt ze de deur open. ‘Hoi Mil…’ Laura stopt met praten als ze ziet wie er voor haar staat. Op de stoep staat de postbode. Laura staart hem teleurgesteld aan. De man knikt haar vriendelijk toe, zijn witte snor wipt op en neer. ‘Goedemiddag, meisje. Ik heb een pakketje voor je vader. Wil jij het aan hem geven? En misschien moet je even tegen hem zeggen dat de bel het niet goed doet, want hij bleef hangen toen ik aanbelde. Ja?’ Hij geeft haar een knipoogje en drukt het pakketje in haar handen. ‘Vrolijk Pasen.’ De postbode loopt terug naar zijn fiets en Laura kijkt hem na.            

‘Wie was er aan de deur?’ Mama loopt de gang binnen. Laura geeft haar het pakketje. ‘De postbode, en de bel doet het niet goed. En Milan is te laat.’ Ze werpt nog een blik op de straat voor het huis, waar net een jongen in een rode jas verschijnt. ‘O, maar daar is hij. Dag mam!’ Laura springt van het stoepje af en loopt de straat op. ‘Veel plezier’, roept mama haar na. ‘Wat heb jíj bij je?’ Milan kijkt haar vragend aan vanonder zijn donkere kuif. Hij tikt met zijn vinger op het rieten mandje. ‘Een mandje voor de eieren. Dat hoort zo’, reageert Laura eigenwijs. ‘Ze bekijkt Milans kleren. ‘Waarom heb jij niks bij je? Waar moet je dan de paaseitjes indoen?’ ‘Ik eet ze gewoon meteen op’, grijnst Milan. Laura moet lachen. ‘Dan heb jij vanavond buikpijn, let maar op.’ Ze geeft een rukje aan zijn arm. ‘Ga je mee? We zijn al laat.’ Al pratend gaan ze op weg. ‘Ik mocht eigenlijk niet weg van mijn moeder’, vertelt Milan. ‘Maar ik heb verteld dat dat ik bij jou ging spelen. Goed, hè? Nu kon ik toch mee.’ Laura staat verbaasd stil en kijkt Milan onderzoekend aan. ‘Waarom mocht je niet mee? Houdt je moeder niet van paaseitjes of zo?’ Er trekt een grijns over Milans gezicht. ‘Mijn moeder is dol op paaseitjes.’ Dan wordt zijn gezicht weer serieus. ‘Het mag niet van de kerk. Maar dat moet je niet tegen de anderen zeggen, want die vinden dat vast stom.’ Milan begint te lopen en roept over zijn schouder. ‘Kom op, joh. Straks zijn we echt te laat.’ Vlug komt Laura in beweging. Waarom doet Milan zo raar? Wil hij er niet over praten? En waarom zou het niet mogen van de kerk? Ze weet wel dat Milan op zondag naar de kerk gaat, en hij zit ook op de andere school in het dorp. Maar wat heeft dat nu met Pasen te maken?

‘Daar ligt er nog eentje!’ Laura bukt zich voorover en vist een paaseitje tussen de krokusjes vandaan. ‘Pure chocolade, dat lust ik niet.’ Ze kijkt een beetje teleurgesteld naar het eitje in haar hand. Het is een beetje zacht door het voorjaarszonnetje. ‘Geef maar hier.’ Milan grist het paaseitje uit haar handen. ‘Ik lust ze namelijk wel.’ ‘Nee’, reageert Laura geschrokken. ‘Zo winnen we nooit, geef terug!’ Ze doet een greep naar het pure chocolaatje, maar Milan heeft hem al in zijn mond gestopt. ‘Lekker hoor’, zegt hij met volle mond. Laura kijkt hem boos aan. ‘De volgende die jij vindt, is voor mij.’ Ze draait Milan haar rug toe. Hè, jongens kunnen ook zo vervelend zijn. Maar haar frustratie is al snel vergeten als ze een volgende ontdekking doet. ‘Daar, in dat vogelnestje!’, roept ze opgewonden. ‘Ik zal ze wel pakken’, zegt Milan. Hij rekt zich uit naar het nestje en pakt er een eitje uit. Dan kijkt hij verbaasd naar het eitje in zijn hand. ‘Deze zit niet ingepakt.’ ‘Joh’, zegt Laura geschrokken. ‘Moet je kijken, dat zijn echte eitjes. Leg hem vlug in het nestje, zo meteen komt de moeder terug!’ Ze trekt aan Milans arm. Het eitje glipt tussen zijn vingers door en valt op de grond. ‘Kijk dan ook uit’, moppert Milan. ‘Nu is hij vast kapot.’ Ze hurken tegelijk in het gras om naar het eitje te kijken. ‘Het valt mee’, zucht Milan opgelucht. ‘Ik leg hem vlug terug in het nestje.’ Vlug stopt hij het eitje bij zijn broertjes en zusjes terug in het nest. Hij geeft Laura een knipoogje. ‘Voortaan eerst even kijken of ze wel echt van chocolade zijn.’ ‘Van melkchocolade’, lacht Laura opgelucht terug.

Als ze uiteindelijk nergens meer eitjes kunnen vinden, lopen ze terug naar het dorpsplein. De paashaas steekt hoog boven de andere kinderen uit. ‘Jullie zijn de laatsten’, zegt hij met een zware stem. ‘Kom maar eens even hier, dan zullen we eens kijken hoeveel jullie er gevonden hebben.’ Laura geeft trots haar mandje aan de paashaas. Het zit zeker voor driekwart vol met gele, rode en blauwe paaseitjes. De paashaas telt de eitjes nauwkeurig en Laura kijkt gespannen toe. ‘Zevenenveertig, achtenveertig… negenenveertig eitjes’, telt hij. ‘Goed gedaan. Maar…’ hij wiebelt de oren van de paashaas even heen en weer, ‘het groepje van Eva had er vijftig.’ Maar toch hebben jullie het goed gedaan.’ Hij steekt zijn hand uit naar Eva. ‘Gefeliciteerd, meiden! Jullie drieën hebben de meeste eitjes verzameld.’

Laura kijkt Milan teleurgesteld aan. Ze wilde zó graag winnen! ‘Dat is het eitje dat jij op hebt gegeten, joh.’ Milan haalt zijn schouders op. ‘Eigenlijk hebben wij het beter gedaan dan zij, want wij waren maar met zijn tweeën.’ Laura knikt instemmend. ‘En trouwens…’ Milan buigt zich naar haar toe en fluistert zacht: ‘Wij hebben ook nog echte eitjes gevonden.’ Laura moet lachen. Dan kijkt ze weer naar de man, die de paashazenkop van het hoofd trekt. ‘De burgermeester’, zegt Laura verbaasd als ze de man herkent. Wat ziet die er gek uit, in dat halve paashazenpak! Ze schiet in de lach. De burgemeester veegt met zijn hand over zijn voorhoofd. ‘Wat een hitte’, zucht hij. ‘Gaan jullie mee? Ik ben wel aan limonade toe. Met paaseitjes.’

‘Ga je nog even mee naar mijn huis?’ Milan kijkt haar vragend aan, terwijl ze hun eigen straat inlopen. Laura knikt instemmend. ‘We moeten de paaseitjes nog verdelen. Jij krijgt er vierentwintig, want jij hebt er al één op.’ Milan knikt bevestigend. ‘Dat is eerlijk.’ Milan knikt naar het mandje aan haar arm. ‘Laat die maar naast het hekje staan, anders vraagt mama vast hoe we daar aan komen.’ Laura kijkt naar het mandje. De gele strik is een beetje naar beneden gezakt, en ze duwt hem snel weer op zijn plaats. Nu doet Milan alweer zo vreemd. Toch zet ze netjes het mandje naast het hek. Gelukkig zit het niet vlak bij de straat. Niemand kan het mandje zien, dus hun eitjes zijn veilig. Even later zitten ze met een glas limonade in de tuin. Milans moeder zeemt het achterraam, maar ze had hen een glas drinken gebracht en beloofd dat ze zo bij hen kwam zitten. Laura kijkt even naar haar. Dan draait ze zich naar Milan en fluistert: ‘Hé, Milan.’ Hij kijkt haar aan met vragende ogen vanonder zijn donkere kuif. ‘Wat gaan we zeggen, als jouw moeder straks vraagt wat we vanmiddag hebben gedaan?’ Milan houdt zijn hoofd een beetje schuin. Dat doet hij altijd als hij diep nadenkt. ‘Voetballen?’ bedenkt hij. Laura schudt beslist haar hoofd. ‘Dan hadden mijn knieën nu onder het gras gezeten, en jij hebt je voetbalschoenen niet eens aan. Kunnen we niet zeggen dat we verstoppertje gedaan hebben?’ Nu is Milan degene die zijn hoofd schudt. ‘Nee, dan weet mijn moeder het meteen. Maar wat dan?’ Laura kijkt Milan even aan. Dan stelt ze de vraag die al heel de middag in haar hoofd zit. ‘Milan, waarom mag je van de kerk geen paaseitjes zoeken? Is dat erger dan dat je liegt? Want jij zegt niet tegen je moeder dat je naar het paaseitjes zoeken bent geweest.’ Milans mond valt open en hij staart Laura aan. Milans moeder pakt een stoel en komt bij hen zitten. Laura schrikt ervan. Ze had zijn moeder niet eens aan zien komen. Milan trekt vlug zijn normaalste gezicht. ‘En… Hebben jullie lekker gespeeld?’ vraagt Milans moeder, terwijl ze de koektrommel openmaakt. ‘Ja, het was leuk’, reageert Milan net iets te snel. Gelukkig vraagt moeder niet verder.

Laura pakt een koekje uit de trommel die Milans moeder haar voorhoudt. Lekker, het zijn haar lievelingskoekjes. Ze zien er ook leuk uit; in de vorm van een kuikentje en met suiker op de bovenkant. Ze neemt een klein hapje. Maar… mag dit dan eigenlijk wel? vraagt ze zich af, terwijl ze de koek doorslikt. Ze mogen dus geen paaseitjes eten, maar wel paaskoekjes. Vreemd eigenlijk… Dan heeft ze door dat Milans moeder haar vragend aankijkt. ‘O, in de tuin gespeeld’, reageert ze een beetje verstrooid. Milans moeder moet een beetje lachen. ‘Ik vroeg of je niet mee wilde doen met het zoeken van paaseitjes in het dorp.’ Laura verslikt zich in een stukje koek. Ze krijgt een hoestbui, die pas overgaat als Milan haar op haar rug klopt. ‘Ja…eh…nee…’ hakkelt ze. Er komt een rimpel boven de ogen van de moeder van Milan. Ze kijkt Milan aan. ‘Milan… vertel mij nu eens wat je écht hebt gedaan, vanmiddag?’ Het lijkt wel alsof moeder dwars door hem heen kan kijken. Zijn gezicht wordt rood. Hij durft zijn moeder niet aan te kijken. ‘We zijn naar het dorp geweest’, zegt hij zachtjes. Milans moeder knikt. ‘Ik begrijp het al’, zegt ze. ‘En waar zijn de paaseitjes?’ Zonder iets te zeggen staat Laura op. Ze loopt naar het hek en komt even later met het mandje terug. De gele strik fladdert in de wind. Ze snapt dat ze iets verkeerd hebben gedaan, maar eigenlijk begrijpt ze niet zo goed wat. Ze zal Milans moeder een eitje van melkchocolade geven, dan is ze vast niet boos meer. Laura zet het mandje op de tuintafel en pakt er een blauw eitje uit. Verbaasd kijkt ze toe hoe de zachte chocolade uit het papiertje loopt en op de gele binnenkant van het mandje drupt. Ze schrikt. Is de chocolade gesmolten? Nee toch? Vlug pakt ze een ander eitje uit het mandje. Maar ook dit rode eitje voelt zo zacht als boter. Laura kijkt Milan een beetje wanhopig aan. ‘Ze zijn allemaal gesmolten’, zegt ze verdrietig.

Milans moeder pakt het mandje van de tafel en zet het eronder, in de schaduw. ‘Ik wil even met jullie praten’, zegt ze. Laura gaat zitten en staart naar de grond. Al die lekkere paaseitjes… Al hun werk is voor niets geweest. Er drupt een traan op haar kleren. ‘Milan’, zegt zijn moeder. Haar stem klinkt serieus. ‘Je wist toch dat je niet naar de paashaas mocht? En je weet toch ook waarom?’ Milan knikt stug. ‘Omdat het Paasfeest daar niet om gaat’, zegt hij zachtjes. Verbaasd kijkt Laura op. ‘Wat zeg je?’ Natuurlijk gaat het bij Pasen wel om de paashaas en de eitjes. Dat weet Milan toch ook wel? Milans moeder kijkt Laura aan. ‘Het Paasfeest draait niet om de paashaas, Laura’, zegt ze. ‘Dat hebben de mensen ervan gemaakt. Eigenlijk is het Paasfeest een gedenkdag. Er is een Vader, Die Zijn Zoon heeft gestraft voor alle dingen die de mensen verkeerd hebben gedaan. Van alle mensen, ook jij en ik.’ ‘Maar ik doe toch bijna geen verkeerde dingen?’ vraagt Laura. Ze wijst naar Milans moeder. ‘En u al helemaal niet.’ ‘We doen allemaal zonde’, verteld Milans moeder. ‘En God vindt dat erg. Hij is onze Koning, en Hij wil dat wij naar Hem luisteren.’ ‘Ja’, knikt Milan instemmend. ‘En Zijn Zoon Jezus is aan het kruis gestorven, op Goede Vrijdag. En met Pasen denken we eraan dat Hij is opgestaan uit het graf.'Laura heeft verwonderd geluisterd. ‘Maar waarom moest hij sterven, dan? Dat is toch helemaal niet aardig van de Vader?’ ‘Dat deed Hij omdat Hij ook veel van ons houdt. Wij mogen Zijn andere kinderen zijn als we in Hem geloven, als we toegeven dat we heel veel zonde doen’, legt Milans moeder uit. ‘Hij geeft Zijn Zoon straf voor de dingen die wij fout hebben gedaan.’ ‘Maar dat is toch helemaal niet eerlijk’, denkt Laura hardop. ‘Als u mij straf zou geven terwijl Milan stout is geweest, zou ik boos worden.’ Milans moeder kijkt Laura nadenkend aan. ‘Maar als Milan nu eens tien euro moet betalen en hij heeft geen geld. Als hij niet kan betalen moet hij naar de gevangenis. Wat zou je dan doen?’ Laura denkt even na. ‘Dan… Zou ik het wel doen, denk ik.’ ‘Precies!’ reageert Milans moeder. ‘Dat deed de Zoon van God ook. Hij stond op uit de dood. Doordat Hij van de dood gewonnen heeft, kon Hij voor alle slechte dingen van Zijn kinderen betalen. En daar denken we aan als we Goede Vrijdag en Pasen vieren.’

Laura kijkt naar het mandje onder de tafel. ‘Mag je dan van God ook geen paaseitjes eten?’ ‘Jawel’, legt de moeder van Milan uit. ‘Maar je moet begrijpen dat het daar niet om draait. Net als de paashaas, die bestaat toch ook niet echt? Het draait om wat ik je net vertelde. Maar paaseitjes – dat is gewoon chocolade.’ Milan wijst naar het mandje met de gele strik. ‘Maar die kunnen we niet meer eten.’ ‘Ze worden wel weer hard’, stelt moeder hem gerust. ‘Maar, zoals ik al zei; chocolade is chocolade. Laura, er ligt een reep op het aanrecht. Die mogen jullie wel delen.’ Laura staat al overeind. Als ze door de deur naar binnen stapt, kijkt ze nog even om. ‘Is het melkchocolade?’ Milans moeder knikt lachend. ‘Melkchocolade.’

Verwerking:

 


Overzicht