Pas op! Levensgevaar
Als jongeman heb ik nooit gedacht dat ik ooit op een kansel zou staan. Ik was een jonge officier in de Eerste Wereldoorlog. In ons regiment was het verlies aan manschappen groot. Ik was hetzelfde als de andere officieren. Niet beter en niet slechter. Maar als iemand tegen mij had gezegd: ‘Jij zult ooit in kerken preken’, dan zou ik daar hard om hebben gelachen.
Ik moet het eerlijk opbiechten: ik leefde ver van God. Mijn vader vroeg me eens: 'Geloof jij in God?' Toen heb ik geantwoord: 'Ik ben niet zo dwaas om God te verloochenen. Het atheïsme bevat een enorme brok dwaasheid. Maar’, zo zei ik, 'ik heb God nooit ontmoet en daarom interesseert Hij me niet'.
Kort na dit gesprek zat ik, samen met een vriend, eveneens een jonge luitenant, in een loopgraaf. Het was in Frankrijk, bij Verdun. Wij wachtten op het bevel om op te rukken. We zaten, ex-soldaten kennen dat wel, vuile moppen te tappen. Toen vertelde ik een gore mop, maar mijn vriend lachte er niet eens om. 'Kutscher,’ zei ik, zo heette hij, 'waarom lach je niet?' Plots viel hij neer, en ik zag het: hij was dood! Een kleine granaatsplinter had hem precies in zijn hart getroffen. Ik stond met mijn achttien jaar voor het lijk van mijn vriend en was aanvankelijk nog volkomen onbewogen. 'Wat ben jij onbeleefd, beste kerel, dat je de pijp bent uitgegaan nog voordat ik mijn mop helemaal heb verteld!' Maar op datzelfde ogenblik overviel mij de vraag: 'Waar is hij nu?' Ik zie me nog bij die loopgraaf staan, toen het als een bliksemflits door me heen schoot: 'Hij staat nu voor de heilige God!' En mijn volgende constatering was: 'Als wij nou eens andersom hadden gezeten, dan was ik geraakt en zou ik nu voor God staan!' Niet voor één of andere lieve Heer, maar voor de God, Die zijn wil bekend heeft gemaakt, Die geboden heeft gegeven, die ik allemaal heb overtreden.
Er zijn mensen, van wie de zonden letterlijk ten hemel schreien en die toch zeggen: 'Ik doe het goede en dan zal het wel goedkomen.’ Maar op dat ogenblik wist ik: 'Ik heb alle geboden van God overtreden! Als ik nu neergeschoten wordt, sta ik voor God!' En het was me duidelijk: 'Dan ben ik voor eeuwig verloren.’ Toen kwamen onze jongens op paarden aanstuiven: 'Oprukken!' Ik klom op mijn paard. Daar lag mijn dode vriend. En na vele jaren vouwde ik voor het eerst mijn handen en bad alleen dit: ‘God, laat me niet sneuvelen, voordat ik weet dat ik niet voor eeuwig verloren ga!'
Later ben ik naar een legerpredikant toegestapt en heb hem gevraagd: 'Dominee, wat moet ik doen om niet voor eeuwig verloren te gaan?' Toen antwoordde hij: 'Luitenant, wij moeten eerst deze oorlog overwinnen!' Toen heb ik tegen hem gezegd: 'U weet het zeker zelf niet!' Is het niet schokkend, dat daar duizenden jonge mensen de dood ingingen en dat niemand hen kon vertellen hoe je gered kunt worden? En dat bij een zogenaamd christelijk volk! En ik zou wel aardig wanhopig zijn geworden als ik niet op een dag een Nieuwe Testament in handen had gekregen. Ik zie nog de omgeving voor mij, van die Franse boerderij achter het front, waarin ik verbleef. 'Een testament! Daar zal wel instaan hoe je niet verloren gaat!' dacht ik. Ik zat het een beetje door te bladeren, want ik was er helemaal niet in thuis. Toen viel mijn blik op deze éne zin: 'Jezus Christus is in de wereld gekomen om zondaren te behouden.' Het was alsof de bliksem insloeg. 'Zondaar' – dat ben ik, dat hoefde niemand mij meer duidelijk te maken.
Wil jij eindelijk ook niet eens zover komen, dat je voor God en mensen toegeeft: 'Ik ben een zondaar!' Hou toch op met valse verontschuldigingen! Op dat ogenblik had ik geen dominee nodig om me dat te vertellen. Ik wist het, ik ben een zondaar! Dat was wel duidelijk. En ik wilde behouden worden! Ik wist niet precies wat dat was. Ik begreep alleen dat behouden worden betekent: komen uit de situatie waarin ik mij bevond, en vrede vinden met God. Toen las ik: 'Jezus Christus is in de wereld gekomen, om zondaren te behouden.' Als Jezus dat kon, dan moest en zou ik Hem vinden. Het heeft toen nog enkele weken geduurd. Ik heb gezocht of iemand mij Jezus kon wijzen. Niemand kon dat. En toen heb ik iets gedaan wat ik ook aan jou kan aanbevelen: ik heb mij (wij waren weer in opmars) in een oude Franse boerderij opgesloten. Deze was half gebombardeerd en ontruimd, maar één kamer was nog intact. In de deur zat een sleutel. Ik ging naar binnen, deed de deur op slot, viel op mijn knieën en zei: 'Heere Jezus! In de Bijbel staat dat U van God gekomen bent, 'om zondaren te behouden'. Ik ben een zondaar. Ik kan U voor de toekomst niets garanderen, omdat ik een slecht karakter heb. Maar ik wil niet verloren gaan, als ik op dit moment neergeschoten wordt. En daarom, Heere, geef ik mij helemaal aan U over. Doe met mij wat U wilt!' Toen klonk er geen knal, er was geen diepe ontroering, maar toen ik weer naar buiten ging, had ik de Heere gevonden. De Heere, aan Wie ik toebehoorde. En dag na dag werd mij duidelijker in welk een levensgroot gevaar de mensen om mij heen verkeren. Ze leven zonder vergeving van zonden! Weet jij of jouw zonden vergeven zijn? Hoe wil jij standhouden in het oordeel van God? Veel mensen leven zonder vrede met God. Ze leven zonder bekering. Ze hebben een christelijk vernisje, maar van binnen zit het arme, ongelukkige, onrustige, onbekeerde hart! Hoor je het: God wil niet dat wij verloren gaan! 'God wil dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis van de waarheid komen.' En daarom zond Hij zijn Zoon.
Dit verhaal is geschreven door dominee Busch. Hij leefde van 1897 tot 1966 en heeft in twee wereldoorlogen veel meegemaakt in Duitsland. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft Busch meerdere keren om zijn geloof in de gevangenis gezeten. Dit stuk is met toestemming van de uitgever (uitgeverij Gideon) overgenomen uit hoofdstuk 4 van het boek ‘Jezus onze bestemming’.